2 oktober 2006: Portugal (68 km; 460 hoogtemeters)
Ik wandel vanuit mijn hotel -gelegen aan een centraal plein aan de rand van de oude stad- het oude stadsdeel van Porto in. Ik loop over de prachtige stalen boogbrug. Vanaf de brug heb ik een fraai uitzicht over de rivier de Douro met op de achtergrond de -tegen de berghellingen aan- gebouwde stad. Aan de andere zijde van de rivier wandel ik naar beneden en loop over het onderste deel van de brug terug naar de oude stad. Via smalle armoedige steegjes loop ik terug bij mijn hotel.
Om 10.30 uur heb ik met Kim afgesproken samen met hem enkele dagen naar het zuiden te fietsen. Kim heeft als beroep het varen van zeiljachten van de ene naar de andere havenplaats in de wereld. Voor een paar weken vakantie heeft hij in Spanje een fiets gekocht. Gisterochtend ontmoette ik hem; we hebben samen het laatste stuk naar Porto gefietst. Samen fietsen we Porto uit naar het zuiden.
De wegen in Portugal zijn veel slechter dan in Spanje. Het wegdek bestaat vaak uit kinderkopjes. Als er asfalt ligt zijn er veel gaten en hobbels in het wegdek. In het stadje Ovar eten we op een bankje in een park onze lunch. Het begint te regenen. We schuilen onder een afdakje voor één van de winkels achter het park. Urenlang wachten we tot het eindelijk stopt met regenen. Op weg naar het volgende dorp regenen we helaas nat door een stortbui. Als we bij een klein hotel aan komen is het gelukkig weer droog. We besluiten nog een stuk verder te fietsen. Opnieuw begint het hard te regenen. We schuilen een uur lang in een café. Men vertelt ons dat er 5 kilometer verderop een motel is.
Het is inmiddels donker als we in de regen naar het motel fietsen. Bij een geblindeerd raam kunnen we ons aanmelden. Dat is nogal onpersoonlijk en raar. De kamers worden per 12 of per 24 uur verhuurd. Ook kunnen we kiezen voor een hydromassage. Ze spreken gelukkig goed Engels. Zo kunnen we vragen of ze één kamer hebben met 2 aparte bedden. Ze zetten voor ons een apart bed in één van de slaapkamers. Via een lade in de buitenmuur krijgen we een sleutel. Het motel bestaat uit allemaal garageboxen met daarboven een kamer. We stallen onze fietsen in een garagebox en lopen de trap op naar onze kamer. De dame die net het extra bed heeft gebracht, loopt snel weg en verontschuldigt zich dat we haar zien. Volgens Kim is het motel een bordeel. Het lijkt er in ieder geval op dat de gebruikelijke bezoekers die hier komen prijs stellen op hun privacy. Zelfs voor het geval je eten bestelt, is er een doorgeefluik in de muur van de kamer. Op de grote spiegel voor het extra bed staan de contouren afgebeeld van een naakte vrouw. Het grote ronde bed heeft een bedieningspaneel voor diverse lichteffecten.
13 oktober 2006 (71 Kilometer; 1158 hoogtemeters)
Ik nader de grens met Marokko. Honderden Marokkanen, voornamelijk vrouwen, lopen in de richting van Ceuta. Gisteren heb ik na 40 dagen en 4200 kilometer reizen Europa achter me gelaten. Ik ben met de boot naar Ceuta -de Spaanse enclave in Afrika- gevaren. Richting Marokko wil niemand vanochtend, behalve deze ene Nederlandse fietser. Bij de Spaanse douane mag ik doorrijden zonder mijn paspoort te laten zien. Even voor de Marokkaanse douane maant een man in een lang wit gewaad me tot stoppen. Normaal zou ik door rijden, want er loopt op veel grensovergangen nogal wat volk rond dat op een of andere manier geld aan je wil verdienen. Deze man ziet er -in tegenstelling tot de meeste mensen hier- netjes uit en hij heeft een batch om zijn hals hangen. Hij vertelt me dat ik in een andere laan moet gaan staan en dat ik aan niemand rond de grens geld moet geven.
Net voor de douane komt er een man naar me toe, die me een formulier en een pen geeft. Op het formulier vul ik mijn gegevens in. Ik geef het formulier samen met mijn paspoort aan een douanier. De douanier blijft samen met een collega naar mijn fiets staan kijken. Hij vraagt honderduit. Waar ga je naar toe? Naar Mauritanië, antwoord ik. Helemaal met de fiets? Ben je ook uit Nederland komen fietsen? Is dit je kilometerteller? Ik laat hem zien dat ik inmiddels 4000 kilometer heb gefietst. Hoe werkt de teller, vraagt de douanier. Er zit helemaal geen kabel aan je kilometerteller? Waar zijn je reserve banden? Die heb ik niet nodig, ik heb hele goede banden, antwoord ik op één van zijn vele vragen. De douanier voert mijn gegevens in een computer. Hij plaatst enkele stempels in mijn paspoort en ik mag Marokko in. De man die me zijn pen leende wil geld hebben. Ik bedank hem zonder hem te betalen en de douanier vindt dat prima.
Op de eerstvolgende kruising moet ik rechtsaf richting Tanger. Ik twijfel even en stop. Er gaat geen enkele auto richting Tanger en dat is vreemd. Een taxichauffeur komt naar me toe en vertelt me dat die weg veel te moeilijk is om te fietsen. Hij wil me wel via een makkelijkere weg met de taxi brengen. Maar ik wil natuurlijk met de fiets naar Tanger. Een andere man probeert het nog met de opmerking dat de weg is afgesloten.
Ik stap weer op de fiets en krijg meteen een flinke klim. In de verte zie ik de hekwerken rond Ceuta. De wind is gedraaid. Net als gisteren heb ik een stevige soms harde wind in de rug. Gisteren fietste ik naar het oosten -richting Algeriras waar ik op de boot naar Afrika stapte- en vandaag fiets ik naar het westen. Het is zwaar bewolkt en het lijkt dat ik richting de wolken klim. Na een flinke klim wordt de bewolking gelukkig steeds minder. Alle cafés en restaurants zijn gesloten. Ik bedenk nu pas weer dat het ramadan is. Na 35 kilometer is er een klein winkeltje open. Ik koop een paar bananen en zoek langs de weg een plekje waar niemand me ziet om ze op te eten. Dat is vrij lastig. In Marokko loopt overal waar je stopt wel iemand. Soms zit er een herder achter een heuveltje, soms staat iemand te wachten op een taxi, soms ligt iemand ergens langs de weg te slapen. Zelden ben je ergens lang alleen.
Op een stil plekje eet ik de bananen op. Ik hoef me niet aan de regels van de ramadan te houden. Maar het is niet zo netjes om ergens wat te eten, terwijl anderen toe kijken.
In Tanger rij ik over een grote boulevard meteen door naar de medina, de oude stad. Eenmaal in de oude stad ben ik in een geheel andere wereld. Het is alsof ik de Middeleeuwen binnen stap. Ik neem een kamer in een klein hotel. Er is geen douche. Dus dat wordt weer een douche met een fles koud water boven het hurktoilet. Voor 50 Dirham (EUR 4,50) slaap ik wel midden in de oude stad. Als de moskee uit is maak ik vanaf het terras van mijn hotelkamer foto’s van de mensen op straat.
Daarna laat ik mijn haren knippen bij de kapper en zoek een bankautomaat op om geld te pinnen. Op de terugweg koop ik wat fruit en eet dat op mijn hotelkamer op. Na een flinke wandeling door de stad, zie ik een internetcafé. Ik beantwoord mijn mail en ga op zoek naar een restaurant. Nu het donker is geworden komt de stad tot leven en zijn de restaurants weer open.
Door de armoede zijn opeens veel dingen anders. Op mijn hotelkamer hangt de inbouwdoos van de elektriciteit los aan de muur. Er staat een stoel waar je bijna doorheen zakt en je op moet passen niet in de splinters te gaan zitten van de gebarsten zitting. De wastafel is verstopt. Er zitten gaten in het glas van de buitendeuren. De deur naar mijn balkon kan niet goed dicht en ook niet goed open. Op straat zijn er veel bedelaars. Bij een kraampje langs de weg is de verkoper in slaap gevallen. Het verbaast me dat niemand zijn spullen steelt terwijl hij ligt te slapen. Er lopen zeer slecht verzorgde en smerige mensen op straat. Alles is stoffig en vies.
17 oktober 2006 (74 km; 1851 hoogtemeters)
Het is vroeg als Norbert en ik wakker worden in de tent. Ik heb Norbert ik een paar dagen geleden opgehaald op het vliegveld van Tanger. Hij fietst tot Marrakech mee. De tent hebben we opgezet in de keuken/huiskamer van ons appartement dat we gisteren gehuurd hebben in een kleine badplaats vlak voor Bou-Ahmed. Toen we gisterenavond na het eten terug kwamen liepen er kakkerlakken in onze slaapkamer. Er zat ook een kakkerlak in de broodzak die op mijn bed lag. Normaal blijven de kakkerlakken in de buurt van het toilet. Maar gisterenavond waren ze aan de wandel. Omdat we geen kakkerlakken in ons bed wilden hebben, zijn we in de tent gaan liggen.
We volgen de kustlijn van Marokko in oostelijke richting. De weg klimt en daalt steeds naar een bedding van -meestal een droge- rivier. Overal lopen ezels. Bij de waterputten halen vrouwen water en wassen kleren. Het levert steeds fraaie Afrikaanse plaatjes op. Bij één van de waterputten stop ik om foto’s te maken. Dat is vaak nogal lastig omdat men niet op de foto wil. Deze keer draaien een paar vrouwen hun gezicht weg. Ze vinden het echter niet zo erg dat ze weg lopen of aangeven dat ze het niet willen. Terwijl ik foto´s maak komt er een vrouw met een enorme bundel takken op de rug de heuvel af lopen.
Het is nog steeds ramadan. Dat is voor ons nogal lastig. Alleen ´s avonds kunnen we eten en drinken in een restaurant. Overdag kopen we brood en eten dat zoveel mogelijk uit het zicht op. Op veel plaatsen liggen mannen langs de weg te slapen. Soms onder een boom, maar vaak ook gewoon langs de weg.
In een afdaling rij ik bijna over een kameleon. Ik knijp in mijn remmen en wil Norbert achter me nog waarschuwen. Maar hij is er al langs gereden, gelukkig zonder erover heen te rijden. We pakken beide ons fototoestel en maken foto`s. Ondertussen jagen we het diertje de berm in want er komt een auto aanrijden. Het is een fraai gezicht hoe de kameleon zijn ogen alle kanten opdraait.
De asfaltweg waarover we rijden is bijna versleten. Het oppervlak is ruw. Op enkele plaatsen is het asfalt geheel verdwenen. De meeste automobilisten zwaaien naar ons, steken een duim op of roepen ola of iets in het Arabisch. Het is wel opvallend dat hier meer mensen Spaans dan Frans spreken. In Jebha -de laatste plaats aan de kust voor we het binnenland in gaan- besluiten we nog een stuk verder te fietsen. Er is een hotel, maar het is nog erg vroeg en er ligt een klim voor ons van zeeniveau naar 1580 meter hoogte. We willen vandaag een deel omhoog fietsen, zodat we morgen niet zo´n zware dag hebben.
Er wordt aan de weg gewerkt. Op de meeste plaatsen is het asfalt vervangen door de nieuwe ondergrond van een nieuwe weg. Er liggen veel losse stenen en zand op de hobbelige zandweg. Iedere auto veroorzaakt een flinke stofwolk. De weg gaat steil omhoog. Er is een klein stukje met 18 procent stijging. Norbert loopt een tiental meters. Het is een zware dag voor hem. Hij is geen goed getrainde fietser en vandaag waren alleen de eerste 10 kilometer vlak. Daarna ging de weg steeds bergop en bergaf. Nu we aan een zware klim beginnen hebben we ook nog extra voedsel en water bij ons.
Vlak voor het donker wordt zetten we de tent op op een hoogte van 650 meter. Vanuit zee komen wolken omhoog. Gelukkig komen ze niet zo hoog als onze slaapplaats. In het donker maken we soep, aardappelpuree en thee. Samen met brood en tonijn een prima avondmaal.
26 oktober 2006 (71 km)
Het regent als we wakker worden. Het is koud buiten. De tent is eigenlijk te klein om er met zijn tweeën in te leven. Dus staan we op. In de regen en modder breken we de tent op. Gisteren hebben we slechts 47 km afgelegd over de steenslagweg van Midelt naar Cirque de Jaffar. Het was heerlijk fietsweer met 20°C en veel zon. Maar op de steile stukken van de beklimming van de 2250 meter hoge bergpas hadden we een stormachtige tegenwind. Over de laatste kilometer naar de pashoogte hebben we een uur gedaan. Naast de tegenwind en de steenslag was er een deel met 15 tot 25 procent stijging. Daar hebben we gelopen. Door de sterke wind werd mijn voorwiel één keer zelfs een meter terug geslagen. Ik had moeite om niet met fiets de berg af te glijden. Op de stenen op de weg hadden we nauwelijks grip. Ook op het laatste vlakke gedeelte hebben we gelopen omdat de wind onze voorwielen steeds weg blies en we op de losse stenen niet overeind konden blijven.
Norbert is bang - nadat we gisteren zo weinig gefietst hebben en nu we regenweer op zandwegen hebben - dat we niet op tijd in Marrakech zullen zijn voor zijn retourvlucht. We besluiten om naar Tounfite te fietsen. Vandaar is een asfaltweg naar het noorden. Vervolgens kunnen we dan over asfaltwegen naar het zuidwesten.
Door de regen fietsen we langzaam over de steenslagweg die door de bergen slingert. Wij blijven steeds rond de 2000 meter hoogte. Het is koud vandaag 6 ºC. Er zijn af en toe splitsingen. Omdat er nergens borden staan gokken we steeds in welke richting we moeten gaan. Vlak voor een dorp vraag ik een man op een ezel of we op de goede weg zitten. De man zegt dat we goed zitten. Hij waarschuwt voor sneeuw en voor stenen gooiende kinderen langs de weg. In het dorp lopen mensen naar de weg om ons gedag te zeggen. Helaas vragen ook veel mensen -vooral de kinderen- om geld. Het liefst roepen kinderen vele malen achter elkaar om geld. We beginnen ons er aan te ergeren en reageren dan ook steeds vaker nogal bot. Bij een winkeltje kijken we of ze iets lekkers te koop hebben. Helaas hebben ze niets lekkers. Ze willen ons appels verkopen. Als we geen appels kopen krijgen we er een paar cadeau. Ook krijgen we brood van deze aardige mensen. Norbert geeft ze als dank een sleutelhanger met een klompje.
Na het dorp is de weg van klei. Omdat het nog steeds regent is het wegdek glad. Op enkele plaatsen begint de klei plakkerig te worden. Ik zet een voet aan de grond om niet weg te glijden. Als ik mijn voet terug plaats op de trapper staat mijn voet enkele centimeters hoger op de trapper door de klei die onder mijn schoen is blijven plakken. Op een kruising blijf ik op Norbert wachten. Zijn fiets is vast gelopen in de klei; hij moet een stukje lopen. Ik zie dat de weg verderop weer bestaat uit steenslag. Nadat Norbert op de kruising is aangekomen, lopen we samen naar het betere weggedeelte. De laatste kilometers naar Tounfite is het wegdek gelukkig veel beter. Na een kleine afdaling moeten we door een beekje. Het water in de beek is bruin van de modder. In het bruine beekwater kun je niet zien of er grote stenen of diepe kuilen zijn. Ik heb geen zin om door de beek te lopen. Mijn schoenen zijn nog droog. Norbert heeft al natte schoenen van de regen. Hij loopt door de beek, zodat ik kan zien waar ik door de beek kan fietsen.
Tounfite is een lelijk maar levendig dorp. Er staan veel vachtauto´s. In de laadbak van één van de vrachtauto´s staan 2 ezels. De ruimte die over is wordt opgevuld met mensen die via de zijkanten in de vrachtauto klimmen. In een restaurant eten we een tajine. Nu de ramadan voorbij is, kunnen we overdag weer eten en drinken in een dorp.
Net buiten Tounfiet zijn mijn remblokken van de voorrem versleten. Ik ben net te laat met verwisselen. Door de klei van vanochtend zijn de remblokken nogal snel versleten. Er is een beschadiging ontstaan door de versleten remblokken op mijn velg. Het waren uitstekende remblokken. Na 12.000 kilometer en meer dan 85.000 hoogtemeters zijn ze pas versleten.
Na het passeren van een beekje komt er een groep vrouwen aan. De groep ziet er kleurrijk uit. Op de achtergrond zijn tussen de wolken besneeuwde bergen zichtbaar. Ik maak enkele foto´s. Het opvallende is dat de vrouwen er helemaal geen problemen mee hebben. Ze spreken ons zelfs aan en maken samen lol. Hier in de bergen leven vrouwen minder terug getrokken dan op de meeste plaatsen in de islamitische wereld.
Met een heerlijke rugwind, maar in koud regenweer passeren we het Plateau de Arid over een goede asfaltweg. In het levendige plaatsje Boumia nemen we een hotel. Er is geen douche. Normaal zouden we ons douchen op het toilet met een fles koud water. Maar vandaag slaan we een keertje over. We hebben het koud. We gaan op zoek naar een restaurant. De hoofdstraat in het dorp is een geheel versleten asfaltweg. Het is één grote modderboel. Op enkele plaatsen lijkt de weg op een rivierbedding. Wandelaars en automobilisten zoeken droge plekken tussen het stromende modderwater.
Na wat zoekwerk vinden we een restaurant. In het café voor het restaurant is het druk. In het restaurant zijn we de enige gasten. We bestellen kip -van het spit- en friet. We krijgen er een salade bij. We vragen ons af hoe lang -nu er bijna geen andere klanten zijn- de aardappelen, tomaten en uien van de salade al klaar liggen in de vitrine. De kip is lauw en droog. Het lijkt erop dat de kip al heel lang aan het spit hangt en voor ons voor de zoveelste keer is opgewarmd.´s Nachts moet ik rennen naar het toilet.